Wie, hoe, wanneer?
Een paar dagen rondlopen in een buitenren maakt konijnen, cavia´s en co. alleen maar bang. Deze kleien huisdieren zijn prooidieren en onbekende geluiden en geuren bezorgen hen stress. Wie wil dat zijn dieren frisse lucht krijgen, moet hun woning dan ook volledig naar buiten verplaatsen. Dus: alles of niets. Niets geldt voor hamsters, want ons klimaat is niet geschikt voor hen.
Pas in het voorjaar.
Konijnen en Cavia´s kunnen prima het hele jaar buiten gehouden worden. Dit is zonder twijfel de mooiste manier om ze te houden, maar ook de meest intensieve. Het beste moment om ze naar buiten te verhuizen is het voorjaar, maar pas na half mei, wanneer er geen kans meer is op vorst en de grond droog genoeg is. Een verhuizing later in het jaar, vooral na september is te laat. De dieren hebben dan niet genoeg tijd gehad om een dikke vacht te ontwikkelen voor de herfst en de winter. Konijnen moeten maanden van tevoren wennen aan grasvoeding zodat ze geen buikpijn krijgen als ze gulzig gras in de tuin gaan eten. Daarnaast moeten ze regelmatig gecontroleerd worden of de achterkant schoon is en of ze geen wondjes hebben. Anders lopen ze een groot risico op vliegenmaden. En laat de konijnen vaccineren tegen myxomatose, RHD en RHD2.
Hitte is gevaarlijker dan kou.
Konijnen hebben eerder last van hoge temperaturen dan van kou. Het kiezen van een geschikt onderkomen op een geschikte locatie is van groot belang. Het verblijf moet half in de zon en half in de schaduw staan. In de zomer is zelfs meer schaduw nodig omdat temperaturen boven de 20 graden al problemen kunnen veroorzaken. Sneeuw en winterkou zijn geen probleem voor konijnen, zolang ze tijdig een dikke wintervacht hebben gevormd en lekker tegen hun vriendjes kunnen aan kruipen. En hun huis moet ze beschermen tegen wind en vocht. De groep moet bestaan uit minstens drie tot vijf konijnen, hoe meer hoe beter. Alleen gezonde konijnen kunnen naar buiten. Zieke dieren, moederdieren en jonge dieren (jonger dan 6 maanden) blijven beter binnen.
Veilig.
het belangrijkste is nog dat hun huisje veilig is voor roofdieren zoals marters, wezels, vossen en katten. Deze roofdieren moeten met een stevig gaas worden buiten gehouden. Omdat veel roofdieren goed kunnen graven moet dit gaas 50 tot 60 cm onder de grond zitten en met de kooi verbonden zijn. Zo kunnen roofdieren zich niet naar binnen graven en de konijnen, die ook graag graven, kunnen zich niet naar buiten graven. Ook vanuit de lucht dreigt gevaar. Roofvogels en kraaien. Dus aan de bovenkant moet het verblijf dicht zijn. Een tuinhuisje of kinderspeelhuisje, dat vanbinnen kan worden uitgebreid met niveau´s en schuilplekken is ideaal.
De inrichting.
In een dergelijk huisje zijn de konijnen goed beschermd tegen wind en weersinvloeden, maar als het huisje ramen heeft, wordt warmte niet goed vastgehouden. De ingangen moeten niet recht tegenover slaapplekken liggen; tocht is funest voor konijnen. Daarnaast zitten konijnen graag iets verhoogd. En een graafplek is ook erg belangrijk. Het vinden van de juiste bodembedekking kan lastig zijn. Gras wordt snel opgegeten en krijgt niet de tijd om terug te groeien. Houten vloeren zijn moeilijk schoon te maken. Zand of houtsnippers zijn de beste bodembedekking.
